Bij een aardbeving ontstaan P- en S-golven. De P-golven hebben in een bepaald gesteente een snelheid van 3,4 km/s en een frequentie van 1,1 Hz.
Vraag a. Bereken de golflengte van de P-golven in dit gesteente.
$v = \lambda \cdot f$
De golflengte is dan:
$\lambda = \frac{v}{f} = \frac{3,\!4 \cdot 10^3}{1,\!1} = 3,\!1 \cdot 10^3 \text{ m} = 3,\!1 \text{ km}$
Bij een meting komt de P-golf 4,0 min eerder aan dan de S-golf. De snelheid van de P-golf is 5,0 km/s en de afstand tot de beving is 2,6 · 103 km.
Vraag b. Bereken de snelheid van de S-golf.
De P-golf doet er:
$\frac{2,\!6 \cdot 10^3}{5,\!0} = 520 \text{ s}$
over. Het tijdsverschil is:
$4,\!0 \cdot 60 = 240 \text{ s}$
De S-golf doet er dus 520 + 240 = 760 s over.
De snelheid van de S-golf is dan:
$v = \frac{2,\!6 \cdot 10^3}{760} = 3,\!4 \text{ km/s}$