Op een tafeltje op het terras staat om vier uur 's middags een leeg flesje. Zie figuur 1.
Vraag a. Geef in de tekening aan waar het noorden ongeveer is.
Vraag b. Teken de schaduw van de stok en het flesje een uur later.
De schaduw is niet alleen een stukje gedraaid, maar ook langer geworden. Dat zie je niet aan de parasolschaduw, maar wel aan de schaduw van het flesje.
Zet je analoge horloge op wintertijd en mik de kleine wijzer op de zon. Het zuiden zit dan midden tussen de twaalf en je kleine wijzer.
Vraag c. Waarom is dat zo?
Om 12 uur staat de zon in het zuiden. De kleine wijzer draait tweemaal zo snel rond (in 12 uur) dan de zon (24 uur) vandaar dat het zuiden op de helft zit.