In figuur 1 zijn in een weerkaart behalve de hoge- en lagedrukgebieden ook weerfronten aangegeven.
Een weerfront is een overgang tussen koude lucht en warme lucht. Met de blauwe driehoekjes is een koufront aangegeven en met de rode bolletjes een warmtefront.
De Azoren is een eilandengroep midden op de Atlantische Oceaan en ligt ongeveer op dezelfde breedtegraad als het midden van Spanje. Op de weerkaart zie je het veelvoorkomende Azorenhoog. Het Azorenhoog is een semipermanent gebied van hoge luchtdruk.
Vraag a. Beweegt het warmtefront ten noorden van het Azorenhoog naar het oosten of naar het westen? Leg uit.
Dat warmtefront beweegt naar het oosten. Dat zie je aan de plaatsing van de bolletjes. Je kunt dat ook zien aan de plaats van het lagedrukgebied in de linker bovenhoek van de kaart. De wind draait daaromheen tegen de wijzers van de klok.
Vraag b. Waardoor zal het passeren van een front vaak gepaard gaan met neerslag, vooral als het front bij een lagedrukgebied hoort?
Schematische weergave van de kaart.
Een front gaat vaak gepaard met neerslag omdat bij een front warme lucht omhoog gedrukt wordt door verschil in dichtheid. In het ene geval (links in bovenstaande tekening) schuift de koude lucht onder de warme lucht en in het andere geval (rechts in de tekening) schuift de warme lucht over de koude lucht. Opstijgende vochtige lucht koelt af, kan minder water bevatten, enzovoort.
Vraag c. Wat is de windrichting in Nederland op het tijdstip van deze kaart? Leg uit.
De wind gaat evenwijdig aan de isobaren en draait tegen de wijzers van de klok in rond het lagedrukgebied waarvan het centrum boven Ierland ligt. In Nederland komt de wind dan uit het zuidwesten.
Vraag d. Waardoor gaan warmtefronten in Nederland meestal gepaard met een zuidenwind?
In het zuiden is het meestal warmer dan in het noorden.