Krachten bij schaatsen

Onderwerp: Kracht en beweging
Begrippen: Middelpuntzoekende kracht

Een opgave van de redactie van Stichting Exaktueel. Op basis van artikelen in de media worden opgaven gemaakt die aansluiten bij het natuurkunde-onderwijs in het voortgezet onderwijs.

De G-krachten op de benen van sprinters bij schaatsen zijn gigantisch. 

a) Waarom zijn bij de 500 meter de krachten op de schaatser groter dan bij de andere afstanden?
b) Waarom zijn die krachten groter in de binnenbocht dan in de buitenbocht?

Bij een kampioenschap wordt tweemaal de 500 m gereden. Elke rijder start een keer in de binnenbaan en een keer in de buitenbaan.

c) Leg met behulp van het bovenstaande uit, waarom dat is.

 In de Volkskrant stond een grafiek van de beste tijden van sprinters. Voor een van de Nederlandse sprinters ( massa = 70 kg) staat de grafiek hieronder weergegeven.

Eerst wordt de binnenbocht gereden. Dit kun je aan twee aspecten in de grafiek zien.

d) Noem die twee aspecten.

Om te berekenen hoe groot de krachten op de schaatser zijn, moet je de afmetingen van de baan weten. Wikipedia leverde het volgende:

Wedstrijdbaan volgens Artikel 203 van het ISU reglement:
Standaardbaan

  • Een standaardbaan voor hardrijden is een open, overdekte of gesloten ijsbaan, met dubbele wedstrijdrijbanen, maximaal 400 meter en minimaal 333 1/3 meter lang, met twee gebogen einden van elk 180 graden, waarbij de straal van de binnenbocht niet minder dan 25 meter en niet meer dan 26 meter mag bedragen.
  • De breedte van de binnenste wedstrijdbaan moet 4 m zijn. De breedte van de buitenwedstrijdbaan moet minstens 4 m zijn. De straal van de binnenbocht moet 25, 25,5 of 26 m zijn.
e) Bereken hiermee hoe lang het rechte eind maximaal is.
f) Bereken de maximale grootte van de middelpuntzoekende kracht op de schaatser in de binnenbocht. Hoeveel maal de valversnelling g is dat?
g) Bereken hetzelfde voor de schaatser in de buitenbocht.
h) Wat valt je op aan deze waarden, wat zegt dat over de grenzen aan de prestatie?
i) Bereken hoe groot dit is als de schaatser met de topsnelheid uit de binnenbocht zou komen.

 Hieronder zie je een foto van een andere schaatser in de bocht.

Uit de krachten kun je een schatting maken van de hoek waaronder de schaatser door de bocht gaat. Stel de hoek die de schaatser met het ijs maakt gelijk aan α.

Dan geldt:   $\tan(\alpha)=\frac{F_{mpz}}{F_z}$

j) Toon dat aan. Tip. teken de krachten in bovenstaande foto.
k) Bereken de hoek van het ijs van onze topsprinter.

 Het schaatsen van de 500 m is een kwestie van goede techniek.

l) Leg dit uit, gebruik makend van het bovenstaande.

Bij de laatste buitenbocht beginnen de schaatser niet vlak langs de blokjes op het ijs, die de baan aangeven, maar een stuk daar vandaan. Halverwege de bocht schaatsen ze dan wel dicht langs de blokjes, en waaieren ver uit bij het uitkomen van de bocht

m) Geef de reden waarom ze dat doen. Betrek de vorige vraag in de antwoord.