Examenbijles Zonnetoren (VWO 2006)

Onderwerp: Arbeid en energie, Elektrische stroom, Licht, Optica (licht en lenzen) (havo), Thermische processen

Examenopgave VWO natuurkunde 1 2006 tijdvak II: opgave 5

Dit is een uitgebreide uitwerking van de genoemde examensom, voorzien van achtergrondinformatie en een stukje verdieping in de stof. Ben je alleen geïnteresseerd in de antwoorden klik dan hier voor de basisuitwerking. Je kunt ook links in de kantlijn op de juiste opgave klikken.

Opgave

Lees het onderstaande artikel.

artikel
a) Bereken hoeveel uur de centrale volgens EnviroMission gemiddeld per dag in werking zal zijn.
figuur 1

Figuur 1 is een impressie van een dergelijke zonnetoren. Figuur 2 is een schematische voorstelling van de zonnetoren met de glazen plaat.

figuur 2

Ten behoeve van rekenmodellen gaat EnviroMission uit van het volgende:

  • onder de glazen plaat zit 4,3·107 kg lucht;
  • midden op de dag is de intensiteit van de zonnestraling die op de plaat valt 1,3 kWm-2;
  • 80% van deze straling komt ten goede aan het opwarmen van de lucht.
b) Bereken de temperatuurstijging per minuut van de lucht onder de plaat als deze stil zou staan en geen warmte afstaat aan de omgeving. Het ontbreken van glas op de plaats van de toren mag buiten beschouwing worden gelaten.
c) Geef in figuur 2 met pijlen aan hoe de lucht in en om de installatie gaat stromen en geef hierbij een uitleg.

Volgens berekeningen zal de lucht met snelheden tot 54 m/s door de zonnetoren stromen.
We beschouwen een buis met een diameter van 130 m waar lucht door stroomt met een snelheid van 54 m/s.
In 1,0 s stroomt een volume ΔV door een doorsnede A van de buis. Zie figuur 3. De lucht heeft een temperatuur van 80°C en een druk van 1,02·105 Pa.
De massa van 1,0 mol lucht is 29 g.

figuur 3
d) Bereken de kinetische energie van de lucht die per seconde door de buis gaat.

In de woestijn kunnen zogeheten luchtspiegelingen optreden. Deze worden veroorzaakt doordat de lucht vlak boven de grond warmer is dan de lucht daarboven. Een waarnemer op grote afstand van de zonnetoren zou een punt S van de toren weerspiegeld kunnen zien in de warme luchtlaag (dus niet in de glasplaat).
In figuur 4 is het oog van de waarnemer getekend. Figuur 4 is niet op schaal.

figuur 4
e) Construeer op de in figuur 4 de lichtstraal die vanuit S na spiegeling in de warme luchtlaag in het oog van de waarnemer valt.

Op dezelfde plaats kan de waarnemer de top van de toren T niet weerspiegeld zien. Dit komt omdat de brekingsindex bij de overgang van koele lucht naar warme lucht slechts iets kleiner is dan 1,000.

f) Leg uit waarom een waarnemer op een bepaalde afstand wel een spiegelbeeld van S, maar geen spiegelbeeld van T kan zien.

Aanwijzingen

Open de aanwijzing bij de vraag van jouw keuze.

Uitwerkingen

Open de uitwerking van de vraag van jouw keuze.