Opgave
In de figuur zie je 3 weerstanden aangesloten op een voeding. De waarden staan in de tekening.
a) Bereken voor elke weerstand de stroomsterkte.
b) Bereken het door de voeding geleverde vermogen.
Uitwerking vraag (a)
De weerstanden van 3,0Ω en 6,0Ω zijn parallel geschakeld.
Dit kun je zien door de schakeling anders te tekenen
Voor de vervangingsweerstand geldt:
• 1/Rv = 1/R1 + 1/R2 1/R1 + 1/R2 = 1/3 + 1/6 = 1/2 Rv = 2,0Ω
De vervangingsweerstand is dus 2,0Ω. De totale weerstand wordt dan 6,0Ω.
Voor de schakeling geldt dan:
• R = U/I met U = 6V en R = 6Ω,
• dus I = 1A
De stroom door de 4,0Ω weerstand is dus 1A
Voor de stroom door de 3,0Ω en de 6,0Ω weerstand geldt de verhouding voor de stroomsterktes 2:1 met de totale stroom 1A.
Dat geeft voor de 3,0Ω weerstand:
• (2/3) x 1A = 0.67 A
• En voor de 6,0Ω weerstand:
• (1/3) x 1A = 0.33 A
Uitwerking vraag (b)
De volgende berekening leidt tot het juiste antwoord:
• P = U x I = 6,0 x 1,0
• = 6,0 W