Een opgave van de redactie van Stichting Exaktueel. Op basis van artikelen in de media worden opgaven gemaakt die aansluiten bij het natuurkunde-onderwijs in het voortgezet onderwijs.
De krant komt tot de volgende gegevens:
Opgaven:
a) Zet bovenstaande gegevens in een grafiek met op de horizontale as de snelheid en op de verticale as de afstand.
b) Lees uit de grafiek af wat de afstanden (cm) in 0,01 s zijn voor de volgende sporten: marathon, bobslee en reuzenslalom.
Zoek zelf de snelheden op die bij deze sporten horen.
c) Voeg een vierde kolom toe aan je tabel met de afstand (cm) in 0,001 s.
d) Bij het schaatsen wil men tijden gaan meten met een nauwkeurigheid van 0,001 s. Vind jij dat zinvol? Maak hierbij onderscheid tussen tijdmetingen binnen 1 wedstrijd en tijdmetingen voor records.
e) Bij veel sporten wordt gestart met een pistoolschot. Hoe ver staat de starter van de sporter als de sporter het schot 0,01 s later hoort?
f) Stel een formule op waarmee je de snelheid in km/h kunt omrekenen in afstand in 0,01 s
Uitwerking vraag (a)
Uitwerking vraag (b)
marathon: 42 km in 2 uur = 21 km/h dus 6 cm
bobslee: 150 km/h dus 42 cm
reuzenslalom: 80 km/h dus 23 cm
Uitwerking vraag (c)
Uitwerking vraag (d)
De afstand bedraagt dan 1,5 cm in 0,001 s. Dat is wellicht binnen 1 wedstrijd nog wel te meten, maar het is onzin wereldrecords zo aan te geven omdat de lengte van banen meer verschillen dan die 1,5 cm.
Uitwerking vraag (e)
De geluidssnelheid is 340 m/s. De afstand is dan 0,01 x 340 = 3,4 m.
Uitwerking vraag (f)
afstand = v /3,6
Meer opgaven van de redactie van Exaktueel kunt u hier vinden.