Zes metalen ringen zijn in zes uniforme, opwaarts gerichte magnetische velden geplaatst. Sommige ringen hebben een tweemaal zo grote oppervlakte als de andere. Ook de sterkte van de magnetische velden, gerepresenteerd door het aantal getekende veldlijnen, loopt uiteen. Zie figuur 5.8.
a) Orden de situaties A, B t/m F naar aflopende magnetische flux door de ring. Geef ook aan in welke situaties de magnetische flux door de ring evengroot is. Leg telkens duidelijk uit hoe je tot je antwoord komt.
Antwoord vraag (a)
De magnetische flux is gedefinieerd als de magnetische veldsterkte vermenigvuldigd met de oppervlakte waar deze loodrecht doorheen loopt.
Dus: kijk naar het aantal veldlijnen dat door de ringen loopt.
In situatie B is de flux het grootst: het oppervlak is groot en ook de magnetische veldsterkte is groot. In situaties A en F is de magnetische flux iets kleiner. De flux is in situatie F groter dan die in situatie A omdat de ring groter is. Weliswaar bevatten beide ringen in de 'leesrichting' van het papier even veel veldlijnen, maar in de 'diepte' (naar voren en naar achteren) zal ring F meer veldlijnen bevatten. Vervolgens komt situatie E (3 veldlijnen door de grote ring). In situatie C is de flux nog kleiner en in situatie D is de flux het kleinst (0).
Dus: B, F, A, E, C, D.
Deze opgave komt uit de vwo-module 'Elektrische en magnetische velden' van het project NiNa, die de auteurs voor de pilot van het NiNa-examenprogramma hebben ontwikkeld. Via het menu hieronder kom je in de e-versie van die module op natuurkunde.nl.
Opgaven vorige hoofdstuk | Terug naar: 5.1 Magnetische flux | Overzicht opgaven Inductie | Volgende opgave |