Opgave
Bewegingsonscherpte ontstaat wanneer een foto onscherp is door de beweging van het voorwerp of van het fototoestel.
a) Leg uit waaraan je kunt zien, dat het fototoestel niet heeft bewogen bij het maken van deze foto.
b) Beschrijf welke delen van Suzanne op de foto duidelijk minder scherp zijn dan de rest.
c) Bedenk welke beweging deze delen maken.
De zwaartekracht werkt natuurlijk ook op Suzanne.
d) Denk je dat je daardoor op de foto ook hiervan een effect ziet?
Uitwerking vraag (a)
De achtergrond en de heupen van Suzanne zijn scherp afgebeeld.
Uitwerking vraag (b)
Hoofd en voeten van Suzanne.
Uitwerking vraag (c)
Suzanne draait rondom een denkbeeldige as, door haar navel, loodrecht op het papier.
Uitwerking vraag (d)
Vanwege de beeldscherpte van de heupen denken we dat Suzanne zich vlakbij het hoogste punt van een sprong bevindt, waarbij zij om de reeds genoemde as draait.