1. De start van een sprinter
Een sprinter met een massa van 70 kg legt in 1,8 s een afstand af van 5,0 m. Neem aan dat de beweging eenparig versneld was. Bij de start zijn tegenwerkende wrijvingskrachten nog te verwaarlozen.
Bereken:
a) De versnelling.
b) De snelheid na 1,8 s.
c) De voorwaartse kracht die op de sprinter heeft gewerkt.
d) De toename van kinetische energie in die 1,8 s.
e) Het gemiddeld nuttig vermogen van de sprinter in die 1,8 s.
Uitwerking a)
De beweging is eenparig versneld, dus de afstand is te berekenen met:
Vullen we deze formule in, dan krijgen we:
Uitwerking b)
De snelheid vind je met:
Uitwerking c)
Volgens de wet F = m*a krijg je:
Uitwerking d)
De formule voor is:
Na 1,8 s is de kinetische energie...
Vóór de start was gelijk aan 0, dus de toename = 1,1 kJ.
Uitwerking e)
Het gemiddeld nuttig vermogen kan je berekenen met
of met