In figuur 3.8 zijn zes paren elektromagneten getekend. De stroomsterkte is telkens even groot, de elektromagneten staan telkens op dezelfde afstand van elkaar en hebben dezelfde lengte en diameter. Het aantal windingen en de richting van de stroom zijn wel verschillend.
a) Orden de magneetparen A, B t/m F naar de kracht die ze op elkaar uitoefenen. Plaats de grootste aantrekkende kracht als eerste en de grootste afstotende kracht als laatste. Geef ook aan in welke situaties de kracht hetzelfde is. Leg je redenering duidelijk uit.
Antwoord vraag (a)
Let hierbij op de richting van het magnetische veld en het aantal wikkelingen van de spoel. In situatie C is de aantrekkende kracht het grootst (een noordpool van de linker magneet tegen een zuidpool van de rechter magneet), en in situatie A is de afstotende kracht het grootst. In situaties B en F is de aantrekkende kracht gelijk en kleiner dan in situatie C. En in situatie E is de aantrekkende kracht het kleinst. Alleen situatie D blijft dan over met een zwakkere afstotende kracht dan situatie A.
Dus: C, B, F, E, D, A. En in situaties B en F is de kracht even groot.
Deze opgave komt uit de vwo-module 'Elektrische en magnetische velden' van het project NiNa, die de auteurs voor de pilot van het NiNa-examenprogramma hebben ontwikkeld. Via het menu hieronder kom je in de e-versie van die module op natuurkunde.nl.
Vorige opgave | Terug naar: 3.2 Spoelen | Overzicht opgaven Elektromagneten | Volgende opgave |