Opgave
Een fietser rijdt over een horizontale weg. Hij ondervindt daarbij rolwrijving en luchtwrijving. De rolwrijving is constant. De totale wrijvingskracht als functie van zijn snelheid is weergegeven in de figuur.
De fietser rijdt met een constante snelheid van 6,0 m / s.
a) Bepaal de luchtwrijving die de fietser bij deze snelheid ondervindt.
b) Bepaal het vermogen dat de fietser bij deze snelheid levert.
Hij rijdt vervolgens met een andere constante snelheid een helling van een brug op. Zie figuur.
De hellingshoek is hier 4,5°. De totale wrijvingskracht die hij ondervindt is 24 N. De massa van fietser en fiets samen is 82 kg.
c) Bereken de kracht in de richting van de beweging die bij deze snelheid nodig is.
Uitwerking vraag (a)
● Bij
Uitwerking vraag (b)
●
Uitwerking vraag (c)
●
● De fietser gaat met een helling van 4,5° omhoog en moet dus een kracht van
● De zwaartkracht die de fietser moet opheffen is dus:
● Verder moet de fietser de wrijvingskracht van 24 N opheffen.
● Samen is dit: