Opgave
Zin 1: "Een temperatuurstijging van 30 K deed de rails 4,5 mm uitzetten."
Zin 2: "De zon scheen fel en gaf zoveel warmtestraling af dat het ijsje in mijn hand smolt".
a) Welke grootheden komen in bovenstaande zinnen voor?
b) En welke eenheden?
c) Geef twee andere eenheden voor temperatuur.
d) Geef de omschrijving van een grootheid.
e) Geef de omschrijving van een eenheid.
f) Neem de tabel over en vul hem verder in:
Uitwerking vraag (a)
• Temperatuur
• Afstand
• Warmtestroom
Uitwerking vraag (b)
• Temperatuur in Kelvin
• Afstand in meter
• Warmtestroom in Watt = J / s
Uitwerking vraag (c)
• In Nederland gebruiken we meestal Celsius en in Amerika Fahrenheit.
Uitwerking vraag (d)
• Een grootheid is een verschijnsel dat groot of klein kan zijn, zodat de omvang ervan gemeten kan worden.
Uitwerking vraag (e)
• Een eenheid is een maat waarin een grootheid kan worden uitgedrukt
Uitwerking vraag (f)