Opgave
Een temperatuursensor heeft drie aansluitingen. Aan elke aansluiting is een aansluitdraad met een andere kleur bevestigd. Zie figuur 2.
In de sensor bevinden zich een temperatuurafhankelijke en een temperatuuronafhankelijke weerstand. Zie figuur 3.
Er wordt een meetplan opgesteld voor een eenvoudig experiment. Het experiment moet twee vragen beantwoorden:
• Tussen welke twee aansluitdraden bevindt zich de temperatuurafhankelijke weerstand?
• Is de temperatuurafhankelijke weerstand een NTC weerstand?
Je hebt de beschikking over een batterij, een stroommeter, een warmtebron en aansluitdraden.
a) Beschrijf voor het meetplan:
- welke metingen je achtereenvolgens moet doen;
- welke schakelingen je daarbij moet gebruiken;
- hoe je op basis van de meetresultaten de twee vragen kunt beantwoorden.
De waarden van de weerstanden van de temperatuursensor worden nauwkeurig gemeten. R1 heeft een waarde van 47,0 kΩ. Van R2 is de weerstand als functie van de temperatuur weergegeven in figuur 4.
De rode draad wordt aangesloten op +5,0 V; de zwarte wordt geaard.
De sensorspanning is de spanning tussen de gele en de zwarte draad.
b) Bepaal de sensorspanning bij een temperatuur van 36 °C.
Uitwerking vraag (a)
• Sluit tussen de rode en de gele aansluiting de batterij en de stroommeter in serie aan
• Meet de stroomsterkte (I0)
• Verwarm de sensor met de warmtebron en meet opnieuw de stroomsterkte (I1)
• Er zijn dan drie mogelijkheden A, B en C
• Mogelijkheid A: I1 > I0
Dan is R1 een NTC-weerstand en R2 de temperatuuronafhankelijke weerstand.
• Mogelijkheid B: I1 < I0
Dan is R1 een temperatuurafhankelijke weerstand die niet van het type NTC is.
R2 is de temperatuuronafhankelijke weerstand
• Mogelijkheid C: I1 = I0
Dan is R1 de temperatuuronafhankelijke weerstand
• Sluit vervolgens tussen de gele en de zwarte aansluiting de batterij in serie met de stroommeter aan
• Meet de stroomsterkte (I2)
• Verwarm de sensor met de warmtebron en meet opnieuw de stroomsterkte (I3)
• Als I3 > I2 is R2 een NTC-weerstand
• In het andere geval is R2 niet van het NTC-type
Uitwerking vraag (b)
• Bij 36 ºC geldt R2 = 22,1 kΩ
• Dus R = R1 + R2 = 47,0 + 22,1 = 69,1 kΩ
• Dan is I = 5,0 / (69,1.103) = 7,24.10-5 A
• Dus U2 = 7,24.10-5 * 22,1.103 = 1,6 V