Opgave
Een normaal ziende kunstkenner, n = 25 cm, bekijkt een sieraad van 1,0 cm lengte en brengt het daarom op nabijheidsafstand van zijn oog.
De lens zit in een ondoorzichtige lenshouder. De diameter van de lens is 2,0 cm.
a) Bereken onder welke hoek hij het voorwerp bekijkt.
Om details nader te bekijken gebruikt hij een loep, f = 3,0 cm, en plaatst het sieraad 2,0 cm van de loep.
b) Construeer het beeld gevormd door de loep.
Onze kunstkenner houdt vervolgens het sieraad op 3,0 cm van de loep, zoals het hoort.
c) Construeer de lichtstraal die van de top A van het getekende sieraad door het optisch midden van zijn oog gaat. Het sieraad, de loep en het oog zijn schematisch in de tekening weergegeven.
Uitwerking vraag (a)
Uitwerking vraag (b)
Uitwerking vraag (c)
De straal door het midden van de lens gaat rechtdoor. De bundel uit de lens is een evenwijdige bundel, omdat het voorwerp in F staat. De straal uit die evenwijdige bundel die midden door de ooglens gaat, gaat rechtdoor en is de gevraagde straal.