Opgave
Twee weerstanden van resp. 20 Ω en 10 Ω zijn opgenomen in bijgaande schakeling. Hierin zie je ook een Ampèremeter en twee Voltmeters.
De voeding is een 12 V-batterij.
- Leid af wat elk van de drie meters aanwijst.
Uitwerking
Elke weerstand is aangesloten op 12 V. Beide voltmeters geven dus 12 V aan.
Voor de 20 Ω weerstand geldt:
• U = IR >> 12 = I × 20 >> I = 0,6 A
Voor de 10 Ω weerstand geldt dat deze maar een half zo grote weerstand heeft en er dus een tweemaal zo grote stroom door dal lopen, dus 1,2 A.
• I = I1 + I2 = 0,6 + 1,2 = 1,8 A.
Dat geeft de A-meter aan.