Opgave
Men sluit twee lampjes parallel aan op een voeding van 6V: een van 6V- 0,05A en een van 6V-0,5A.
a) Leid af welk lampje het felst brandt.
Vervolgens sluit men deze lampjes in serie aan op een voeding van 12 V.
b) Maak een schatting van de spanning over elk lampje afzonderlijk. Beargumenteer je schatting.
Uitwerking vraag (a)
Het opgenomen vermogen van de twee lampjes is P = U × I en is resp. 0,30 W en 3W. Het tweede lampje heeft dus een tien maal zo groot opgenomen vermogen, als ze beide op 6 V zijn aangesloten, zoals bij de gegeven parallelschakeling het geval is.
Uitwerking vraag (b)
De weerstanden van de lampjes zijn respectievelijk:
• R = U/I = 6 V/0,05 A = 120Ω en 12Ω.
De vervangingsweerstand is 120Ω + 12Ω = 132Ω
• >>
• I = U/R = 12 / 132 = 0,091 A.
• De spanning over het eerste (6V - 0,05 A) lampje is U = I × R = 0,091 × 120 = 10,9 V en over het andere lampje 12 - 10,9 = 1,1 V.
Je mag ook het idee van de spanningsdeler gebruiken.
De voorgaande berekening gaat alleen op als de weerstand constant is en het lampje de 10,9 V kan verdragen. Misschien brandt het wel door.