Opgave
Tussen A en B bevindt zich een regelbare weerstand (0-30 Ω). Langs punt A loopt in bijgaande schakeling een tweemaal zo grote stroom als langs punt C.
a) Bereken de stroom door de 20 Ω-weerstand.
b) Beredeneer wat er met de spanning tussen C en D gebeurt als de regelbare weerstand RAB groter wordt gemaakt.
Uitwerking vraag (a)
• Als via AB een tweemaal zo grote stroom loopt, is de weerstand de helft van die via CD, dus 15 Ω.
• Dit is ook als volgt te berekenen:
• UAB = UCD => IAB × RAB = ICD × RCD => 2ICD × RAB = ICD × 30 => RAB = 15 Ω.
De schakeling kun je dus vervangen. De vervangingsweerstand, Rv, is 10 W, want
• 1/R1 + 1/R2 = 1/30 + 1/15 = 1/10
• Er is een serieschakeling ontstaan met een weerstand van 40 Ω. Op basis daarvan:
• U = IR => 12 = I × 40 .=> I = 0,30 A.
Uitwerking vraag (b)
• Als de weerstand tussen A en B groter wordt, wordt de vervangingsweerstand van 10 Ω groter. De voeding levert minder stroom, daardoor is het spanningsverlies over de vaste weerstanden van 10 Ω en 20 Ω kleiner en dus de spanning tussen C en D groter.