De Spinozaprijs is de belangrijkste wetenschappelijke prijs in Nederland. De prijs wordt ook wel de Nederlandse Nobelprijs genoemd.
In een serie interviews onderzoeken Ramy El-Dardiry en Roderick Knuiman wat de drijfveren zijn van de vooraanstaande wetenschappers aan wie deze prijs is toegekend.
Voor de overige interviews uit deze reeks kun je op de namen klikken, links in de kantlijn bij dit artikel.
In uw werk onderzoekt u hoe gletsjers veranderen in de loop van de tijd. Hoe doet u dat?
Er zijn twee belangrijke elementen in ons type onderzoek: veldwerk, dat is het daadwerkelijk meten aan gletsjers, en computersimulaties. We hebben op meerdere plaatsen in de wereld weerstations staan: Antarctica, Groenland, Zwitserland, Noorwegen en IJsland. Daar onderzoeken we de fysische processen mee, die zorgen voor de uitwisseling van energie en massa tussen de atmosfeer en het gletsjeroppervlak. Het verkrijgen van deze data is essentieel om erachter te komen of gletsjers groter of kleiner worden door bepaalde klimaatveranderingen.
Als je wilt weten hoe een gletsjer reageert op een klimaatverandering, dan zijn er twee belangrijke componenten in het model dat je vervolgens maakt. Allereerst is het belangrijk om te kijken wat de invloed is van het klimaat op de massabalans van de gletsjer. Krijgt de gletsjer meer of minder sneeuw en hoeveel smelt eraf? Dat deel van ons onderzoek is erg meteorologisch. Daarnaast speelt de reactie van de geometrie van de gletsjer op die veranderende massabalans een belangrijke rol in de modellen die we maken. Dat is ijsmechanica, we kijken hoe het ijs in de gletsjer stroomt.
Binnen onze groep hebben we ook nog een tak van sport waarbij we meer kijken naar wat er in het verleden is gebeurd, hierbij gebruiken we ijs als archief. We onderzoeken ijskernen, die gevonden worden in de centrale delen van de ijskappen op Groenland en Antarctica. Daar is het heel droog, er valt praktisch geen neerslag. Dat betekent dat het ijs onder in die ijskappen heel oud is, het oudste ijs wat we nu van Antarctica hebben is 800 000 jaar oud. We kunnen ontzettend veel te weten komen door aan deze kernen te meten.
Wat trekt u het meest aan in al die verschillende componenten van uw werk?
De combinatie van theorievorming, door middel van modelsimulatie op computers, en het met je voeten in de modder staan op het ijs om goede data te vergaren vind ik heel erg aantrekkelijk. Ik geloof niet zo in de wetenschapper die alleen maar theoretisch bezig is. Het hangt er natuurlijk een beetje van af wat je doet, ik begrijp wel dat Gerard 't Hooft geen magneten in elkaar gaat sleutelen voor CERN. Maar vooral als je met het systeem aarde bezig bent, is het essentieel om zowel te meten in het veld en apparatuur te ontwikkelen als computermodellen te maken.
Uw veldwerk vindt plaats op heel exotische oorden, waar bijna geen mensen komen. Hoe verloopt een dergelijke expeditie?
Je moet het niet teveel romantiseren, want de apparatuur werkt bijna volautomatisch. Hier in het laboratorium ontwikkel je een meetinstrument, dat wordt vervolgens in kisten gepakt en die worden vervoerd per helikopter. Je vliegt naar de plek waar je wilt meten en vervolgens heb je twee uur om alles in elkaar te zetten. Als het eenmaal staat dan moet het een jaar werken. De gegevens van de weerstations worden daarna per satellietverbinding afgetapt.
Het is een hele uitdaging om een robuust apparaat te maken dat het zolang volhoudt. Bij een gewone laboratoriumopstelling kan er altijd door specialisten naar gekeken worden. Dat is er bij ons veldwerk niet bij. Het moet gelijk goed zijn, dat is een spannend element van ons type veldwerk, ook voor de technici.
Op Antarctica werken we met weerstations die bij -70 graden Celsius ook nog moeten werken. Dat is niet vanzelfsprekend, bij zulke extreme temperaturen stoppen sommige heel simpele dingen er gewoon mee. Dan zien we bijvoorbeeld dat de batterijtechnologie enorm ontwikkeld is de afgelopen vijftien tot twintig jaar. Met de batterijen van twintig jaar geleden hadden wij ons werk niet kunnen doen. Dat vind ik juist zo leuk: de technische aspecten, het hele uitdagende van het veldwerk in extreme omstandigheden en dan toch met de verkregen metingen de computermodellen die je hebt thuis beter te maken.
Hoe belangrijk vindt u het om aan debatten over klimaatverandering mee te doen?
Ik vind dat er in de politiek te weinig aandacht is voor milieuproblemen. Het klimaatprobleem moet niet worden gebagatelliseerd, maar het mag wel in een iets breder perspectief worden gezien. Als ik naar het maatschappelijke debat kijk vind ik dat er soms hysterisch wordt gedaan over het broeikaseffect, terwijl er ook een lange waslijst is van andere verontrustende milieuproblemen zoals zware metalen in de oceaan en kernafval. Daar wordt bijna geen aandacht aan besteed.
Ik vind dat in de politiek over het algemeen te weinig mensen zitten met inhoudelijke kennis. Er mag best een fysicus in het kabinet zitten van mij, maar het zijn bijna allemaal economen en juristen.
Ik vraag vaak aan politici: wil je nou dat de mens het klimaat niet beïnvloedt, of wil je dat het klimaat constant blijft? Dat zijn niet dezelfde dingen. Ze kijken me dan altijd met grote ogen aan, want impliciet gaan ze ervan uit dat als de mensen niks doen, het klimaat natuurlijk hetzelfde blijft. Wat wij doen is een rimpel op een grootschalige ontwikkeling van de aardse fluctuaties.
De onzekerheden zijn op dit moment gewoon te groot om harde uitspraken te doen. Ik vind het belangrijk om eraan te werken, maar er zijn fundamentele vragen die we nog niet kunnen beantwoorden. We weten bijvoorbeeld niet wat er met de ijskappen gebeurt als het klimaat perfect constant zou blijven. De Antarctische ijskap reageert nog op de overgang van de laatste ijstijd naar het huidige interglaciale tijdperk. Zo een vijftienduizend jaar geleden.
Het is belangrijk om met politici in dialoog te zijn. Ik vind ook dat in de politiek over het algemeen te weinig mensen zitten met inhoudelijke kennis. Er mag best een fysicus in het kabinet zitten van mij, maar het zijn bijna allemaal economen en juristen.
Hoe bent u als natuurkundige in een geografisch onderzoeksgebied beland?
Kijken naar het systeem aarde is natuurlijk wel uit de geografie voortgekomen, maar de methoden die wij gebruiken zijn gewoon fysisch en chemisch. Ik vind deze natuurwetenschappelijke methoden heel essentieel.
Vroeger op de middelbare school vond ik aardrijkskunde altijd het leukste vak, het werd ook gegeven door een leuke docent. Vooral fysische geografie, dat ging bijvoorbeeld over vulkanen, vond ik erg interessant. Sociale geografie sprak me veel minder aan. Ik was ook wel goed in exacte vakken, dus toen had ik maar besloten om waterbouwkundig ingenieur te worden. Dat leek me de goede mix tussen exacte vakken en aardrijkskunde.
Mijn docenten op de middelbare school die vonden dat echter niks. Ingenieur worden was niks voor mij zeiden ze, ik was veel te theoretisch. Ze hebben mijn ouders toen overtuigd dat ik natuurkunde moest gaan studeren. Ik heb er nooit spijt van gehad. Ik heb in Utrecht natuurkunde gedaan met als bijvak geofysica. En eigenlijk vond ik dat een ideale combinatie. In de laatste fase van mijn studie heb ik me gespecialiseerd in de meteorologie en oceanografie. Ik hang heel erg aan de natuur- en wiskunde als basis. Ik doe wel iets aardrijkskundigs in zekere zin, maar wel heel erg vanuit een natuurkundige achtergrond. Dat vind ik erg belangrijk.
Zonder natuur- en wiskunde krijg je geen vat op het systeem aarde, daarvoor zijn er gewoon teveel interacties die een rol spelen. Met beschrijven alleen kom je niet verder. Het is wel leuk om nieuwe concepten te ontwikkelen, maar het is beter als die voortkomen uit het modelleren van het systeem. Modelleren leidt vanzelf ook weer tot nieuwe concepten. Niet gewoon alleen maar karteren, aardrijkskunde vind ik ouderwets. Het is eigenlijk geen wetenschappelijk vak meer.
In Nederland hebben de geografen een beetje de boot gemist. De nieuwe ontwikkelingen komen uit de geofysica en uit de chemie, niet uit de aardrijkskunde. Geografen hebben zich altijd teveel afgezet tegen een exactere invulling van hun vak, wij gaven vroeger een college "inleiding klimatologie" voor fysisch geografen. Totaal uitgekleed in technische zin, maar dat was dan toch nog te moeilijk, omdat er formules instonden. Dan houdt het dus op. Het heeft als gevolg dat mensen die in de geografie afstuderen docent worden of op adviesbureaus gaan werken, waar ze vooral samenvatten wat anderen bedacht hebben. Als je echt aan klimaatsystemen wilt werken, als je aan de fundamenten wilt bijdragen, dan moet je gewoon natuurkunde of scheikunde gaan studeren.
Was u als kind ook al gefascineerd door het weer en de natuur?
Ik was een enthousiaste padvinder in mijn jeugd, ik was altijd buiten en ik vond reizen leuk. Ik heb van mijn ouders geleerd, vooral van mijn vader, om heel goed om me heen te kijken en te proberen de natuur te doorgronden. Dat heeft me altijd aangesproken, ik vond het nooit genoeg om gewoon maar te kijken, ik wilde altijd begrijpen hoe het zat.
We gingen vaak het water op met boten. We hadden zelf een bootje op de Oosterschelde en mijn vader was ook een fervent visser. Bepaalde vaarroutes kon je alleen maar doen als het water hoog was. Daardoor kreeg ik al snel een fascinatie voor getijden. Ik vond dat altijd wel heel erg boeiend. Ik ben echter niet zo iemand die met een weerstationnetje in de tuin aan het weer probeerde te meten. Dat amateur wetenschappelijke heb ik nooit zo gehad.
Op de middelbare school had u een heel goede leraar Aardrijkskunde, hoe belangrijk zijn middelbare school docenten?
Heel erg belangrijk. Ik denk dat al het geleuter over structuren op school teveel aandacht krijgt. De kwaliteit van het onderwijs wordt bepaald door de docenten, daar ben ik van overtuigd. Ik vind het een enorme miskleun dat wij in Nederland de afgelopen dertig of veertig jaar de academici van de middelbare school afgehaald hebben. Academische docenten zijn essentieel om middelbare scholieren voor wetenschap te interesseren.
Ik had bijvoorbeeld Frans van iemand die gepromoveerd was aan de Sorbonne in Parijs. Hij had net iets meer te vertellen, hij had overzicht en enige afstand tot het vak. Je hebt natuurlijk ook goede docenten die alleen een docentenopleiding hebben gehad. Maar in het algemeen gesproken denk ik dat een deel van de geringe belangstelling van de jeugd voor wetenschap terug te voeren is op het feit dat er geen academische docenten meer op het middelbaar schoolonderwijs zitten.
Ik vond het systeem wat we vroeger hadden met alfa en bèta eigenlijk prima. Ik heb HBS-b gedaan, maar ik deed wel gewoon Frans, Duits en Engels. Ik vind het nu gewoon heel prettig dat ik dat gedaan heb. Ik spreek geen vloeiend Frans, maar ik kan wel een stokbroodje bestellen. Ik vind het leuk dat ik al die vakken gehad heb. Ik zie het nut niet van het huidige systeem met vier profielen.
Veel collega’s benadrukken dat hard werken in de wetenschap essentieel is om de top te bereiken. Hoe kijkt u daar tegen aan?
Daar ben ik het niet mee eens. Ik werk helemaal niet zo hard, maar dat hangt misschien ook wel een beetje af van de manier waarop je onderzoek doet. Ik ben niet zo technologisch ingesteld, ik ga meer voor de originele ideeën, ik probeer van een andere kant komen. Dat is meer mijn stijl. Voor mij zijn overzicht krijgen, en afstand nemen belangrijker dan keihard werken.
Artistiek is misschien een beetje een te zwaar woord, maar er moet in de wetenschap wel ruimte zijn om dingen op een andere manier benaderen. En dat heeft dan soms iets minder toepassing, omdat het minder technisch is, maar voor de algemene ontwikkeling, het beeld van de wetenschap van de aarde is het wel nuttig. Dat is dus wat ik nu wil doen, en daarbij hoef je niet heel hard te werken.
Naast mijn werk speel ik graag viool, ik zit ook in een orkestje en luister veel naar muziek. Dat is een grote hobby van me. Ik houd ook van sporten: tennis, badminton, schaatsen en skiën. Daarnaast vind ik het heerlijk om met de trein te reizen, ik koop vaak als ik naar een congres moet een interrail kaart. Dan trein ik een maandje door Europa, dat geeft me een heerlijk gevoel van vrijheid.
Heeft u, als meteoroloog, nog voorkeur voor een bepaald type weer?
Ik moet bekennen dat ik er wel van kan genieten als het regent. Er zit wel een uitdaging in om je bij alle soorten weer happy te voelen, dat doe je door je goed te kleden. Dat heb je op een gletsjer ook, want je komt op een gletsjer wel eens in een sneeuwstorm terecht. Als je dan niet goed uitgerust bent en het zit een beetje tegen dan kom je niet eens terug. Je kunt eigenlijk alles aan als je maar niet in paniek raakt, als je weet wat je moet doen. De meeste ongelukken in de buitensport of in de bergen gebeuren, omdat mensen niet goed voorbereid zijn. Ik probeer me optimaal voor te bereiden op elk weertype, dat vind ik heel mooi.
De website vanhet IMAU, waar professor Oerlemans werkte.
Bij NWO vind je op de website van de Spinozapremie 2011 meer lezen over het werk van Professor Oerlemans.