Vliegtuigbouwers noemen het quotiënt van de liftkracht en de luchtweerstand het glijgetal, omdat er direct uit volgt hoever een vliegtuig zonder stuwkracht kan zweven per meter hoogteverlies. Beide krachten zijn afhankelijk van de hoek a die de vleugel met de (horizontale) luchtstroom maakt. Marcus en Gudule hebben bepaald bij welke hoek het glijgetal maximaal is.
In onderstaande foto is de opstelling te zien.
Het modelvliegtuig is met een ijzeren verbuigbare stangetje bevestigd aan een zo wrijvingsloos mogelijk scharnierende constructie. Deze constructie is geplaatst op een weegschaal, waarmee de liftkracht gemeten werd. De bovenkant van de constructie is m.b.v. veren en touwtjes verbonden met een krachtmeter. Hierop werd de weerstandskracht afgelezen. De hoek van de vleugels met de luchtstroom is bepaald door een laserstraal precies over het vliegtuigje te richten. Op een scherm hierachter zijn de punten aangegeven, waarmee naderhand de verschillende hoeken bepaald zijn. Voor het opwekken van de luchtstroom is een ventilator gebruikt. Deze is deels afgeplakt, omdat er anders een wervelstroom is in plaats van een horizontale luchtstroom.
De liftkracht en de luchtweerstand zijn bij verschillende hoeken a bepaald en vervolgens is het glijgetal uitgezet tegen α. Het blijkt dat het glijgetal maximaal is bij ongeveer 15°.