We gebruiken papiergeld dagelijks als betaalmiddel. Om te voorkomen dat men gemakkelijk vervalsingen van bankbiljetten kan maken, zijn er veel beveiligingen op aangebracht. Door te controleren of de beveiligingen erop zitten, kun je meteen zien of je biljet echt of vals is. Om sommige beveiligingen op te sporen heb je speciale apparatuur nodig zoals een UV-lamp, maar de meeste kun je gewoon voelen of met het blote oog zien.
Welke beveiligingen zijn er?
Als je een biljet vasthoudt dan voel je meteen dat dit anders aanvoelt dan normaal papier. Dit komt doordat het eigenlijk geen papier is maar katoen. Katoen gaat veel langer mee dan gewoon papier. Als het nat wordt, zal het niet zomaar scheuren of uit elkaar vallen zoals normaal papier. Wat ook meteen opvalt aan het biljet is de zilverkleurige band, waar een hologram op is aangebracht. Over het gebruik van hologrammen is veel te vertellen, hierover is een apart artikel verschenen op natuurkunde.nl.
Meer informatie over het hologram kun je vinden door hier te klikken.
Verder zie je op de achterkant van het biljet een goudkleurige band met de waarde van het biljet erop. Wanneer je het biljet van heel dichtbij bekijkt dan kun je ook op sommige plaatsen heel kleine tekst zien. Dit is ook een goede beveiliging, omdat deze precisie zelfs met een goede printer niet kan worden gekopieerd. Wanneer je het biljet tegen het licht houdt, kun je drie andere beveiligingen zien, namelijk het watermerk, de veiligheidsdraad, en het front-to-back register. Het watermerk is een afbeelding, die wordt gemaakt door het biljet op sommige plaatsen dikker en op sommige plaatsen dunner te maken. De dunne stukken zien er lichter uit wanneer je het tegen het licht houdt dan de dikkere stukken. In het midden van het biljet kun je ook een zwarte draad zien als je het tegen het licht houdt. Deze veiligheidsdraad, waar ook de waarde van het biljet op staat, is als het ware in het katoen geweven. Het front-to-back register is de waarde van het biljet die linksboven op het biljet is te zien. De helft is op de voorkant gedrukt en de helft op de achterkant, waardoor je het totaal kan zien als je het tegen het licht in houdt.
Een andere beveiliging is de in reliëf geprinte afbeeldingen. Deze afbeeldingen kun je voelen als je over het biljet wrijft.
Dan zijn er ook nog de beveiligingen die je alleen met speciale apparatuur kunt zien. Eén hiervan is de fluorescerende inkt, waar sommige afbeeldingen mee zijn gedrukt. Deze beveiliging wordt vaak in winkels gecontroleerd door het biljet onder een UltraViolet-lamp te houden. Bij een echt biljet zie je dan namelijk de fluorescerende inkt in verschillende kleuren oplichten, zoals hiernaast in de afbeelding is te zien. Ook zijn er in het katoen kleine fluorescerende vezels verwerkt, die ook oplichten.
Fluorescentie als middel om geld te beveiligen
Bij fluorescentie wordt gebruik gemaakt van het feit dat de elektronen die om een atoomkern heen draaien, verschillende energieën kunnen hebben. De toestand van een atoom met de minste energie noemen we de grondtoestand. Alle elektronen die om de atoomkern heen draaien bevinden zich in een bepaalde baan en, omdat het atoom in zijn grondtoestand is, kunnen de elektronen geen lagere energie krijgen. De elektronen kunnen wel in een hogere baan terecht komen. Om van een lage naar een hoge baan te gaan, is energie nodig. Als een elektron van een hoge baan weer teruggaat naar een lage baan, komt er energie vrij. Als het atoom niet in de grondtoestand is, dan spreken we van een aangeslagen toestand.
Wanneer een atoom een foton (= energiepakketje waar licht uit bestaat) opneemt, dat bijv. door een UV-lamp wordt uitgestraald, belandt het atoom in een aangeslagen toestand. Daarna valt het weer terug naar de grondtoestand, waarbij een foton met een lagere energie wordt uitgezonden (zie fig. 1). Fluorescentie is het verschijnsel, dat plaatsvindt wanneer zulke fotonen door atomen worden uitgestraald. Omdat de atomen fotonen uitzenden, geven ze licht. Bij dit hele proces wordt een gedeelte van de energie in warmte omgezet, waardoor de energie van het uitgezonden foton lager is dan die van het opgenomen foton. Het opgenomen foton heeft een golflengte die in het UV-gebied ligt, die kunnen wij dus niet zien. Omdat het uitgezonden foton een lagere energie heeft, heeft het een langere golflengte, die wél in het voor mensen zichtbare gebied van licht ligt. Dit volgt namelijk uit de volgende vergelijking: E = hc / λ , met E de energie van het foton, h de constante van Planck, c de lichtsnelheid en λ de golflengte van het foton. Omdat h en c constanten zijn moet de golflengte dus langer zijn bij een kleinere energie.
We komen fluorescentie in het dagelijkse leven o.a. tegen bij TL-buizen. In een TL-buis vindt een chemische reactie plaats waarbij UV-licht vrijkomt. Aan de binnenkant van de buis zit een fluorescerende laag van een poeder dat de fotonen van dit UV-licht opneemt en fotonen in het zichtbare deel van licht uitzendt. Dit is het licht dat wij zien.