Door materiaalsoort, vorm, grootte, spankracht, dikte van de vellen of metalen platen te variëren kan men de toonhoogte (frequentie) veranderen. Dus zijn er heel veel verschillende slaginstrumenten.
De slaginstrumenten worden verdeeld in de volgende groepen:
- membranofonen
- idiofonen
De eerste groep zijn de membranofonen: slaginstrumenten met een membraan of een vel, dat in trilling wordt gebracht. Er zijn twee basistypen: trommen en mirlitons.
Trommen kun je verder weer onderverdelen in de vorm van de romp. Trommen kunnen op verschillende manieren worden gestemd, door de spanning van het vel te veranderen: door de spankoorden bij te stellen of blokjes onder het koord aan te brengen, of door het draaien aan spanschroeven.
Trommen kunnen één of twee vellen hebben. Trommen met twee vellen kunnen bespeeld worden op één vel of op beide vellen. Men kan op trommen slaan met de handen of met stokken. De stokken kunnen omwikkeld zijn. Soms worden vegertjes gebruikt.
Mirlitons zijn minder bekende slaginstrumenten. Ze zijn verwant aan de trommen. Bij de trommen wordt er op een vel geslagen, mirlitons hebben een membraan waartegen geblazen wordt. Een voorbeeld van een mirliton is de kazoe. Aan het ene uiteinde van de buis wordt gezongen. Het membraan halverwege gaat dan trillen en er ontstaat geluid.
De tweede groep zijn de idiofonen: slaginstrumenten die geen vel hebben. Ze zijn gemaakt van materiaal, dat van nature klankrijk is, en dus zelf in trilling worden gebracht. Er zijn heel veel verschillende idiofonen en ze bestaan al heel lang. Het begon toen de primitieve mens stokken, stenen en beenderen op elkaar sloeg, om het ritme van zijn klappende handen en stampende voeten te versterken.
Door verschillende materialen van verschillende lengte te gebruiken, kon men meerdere tonen krijgen. Dat leidde tot instrumenten als de xylofoon. Door de vorm van het materiaal of de materiaalsoort te veranderen kon men een ander soort geluid laten horen.
Terug naar de hoofdpagina van Muziekinstrumenten